Vallée de Camoan: net als bij Tour 1 rijden we eerst zuidwaarts door de Campanvallei, maar bij Ste-Marie de Campan slaan we linksaf naar de richtingaanwijzer. Het wacht op de Col d'Aspin op 1489 meter hoogte. Rondom zijn uitdagende serpentines, waar scherpe hellingen kunnen worden onderhandeld.
En de schoonheid: er gebeurt zelden veel, de grote pasweg loopt parallel door de vallei van de Garonne.
Bagnères-de-Luchon: fietsers uitgeput van de actie van bochten in Bagnères-de-Luchon toevlucht tot schaduwrijke rust onder boomtoppen en luifels. Met een hete, zwarte koffie of een ijskoude Orangina betekent het kracht verzamelen voor de volgende beurten.
Coll del Portillón: En ze wachten niet lang. De ongeveer 1300 meter hoge Col du Portillon, die ook de grens vormt met Spanje, wil graag worden beklommen. Een korte afstand gaat dan door Spanje en we landen in de vallei van de Garonne, die al weer bij Frankrijk hoort.
Saint-Béat: Het kleine dorp, idyllisch gelegen aan de oevers van de Garonne, trekt met een mooi centrum en het kasteel. Verschillende vestingwerken, wat meer, sommige minder verwoestend, zijn allemaal rond Saint-Béat. We willen als eerste verder gaan, de plaats achter ons en de volgende Garonne achterlaten. Op de goed ontwikkelde D33 vliegen we naar Montréjeau, waar we opnieuw een kleine omweg maken naar de bergen ten zuiden van Lannemazan. Er zijn dagen dat je er gewoon geen genoeg van kunt krijgen. In Bagnères-de-Bigorre eindigen we deze ronde eindelijk.